Ik heb het koud. Brrr. Beh. Beh.

Brakend ongenoegen. Rakend aan de kilte. Krakende botten. Rot zo’n situatie. Gevoelens met inflatie.

Er komt ook nog een wind. Gone with the wind – dat ben ik straks.

Ijsberen is tegenwoordig een trend. Niet voor mij, vent. Dat weet je als je mij kent.

Frequent ijskoningin. Queen. Mean.

Graag ijsblokjes in mijn drinken. Yep, dan mag je met mij klinken.

Klinkt dat gepiep van die tafels nu nog steeds?

Piep. Piep. Piep.

Verberg dat liever in het geniep.

Piep – een muis.

Mag ik er vanonder muizen?

Het is hier koud. Bisnummer. Herhaling is poëtisch.

Dit maakt mij niet instant een dichter. Het brengt mij dichter bij de koude.

Ah – ik kijk achter mij. Dat raam is niet dicht. Straks klap ik nog dicht.

Een klapraam – is dat een raam dat babbelt in dat sappige, niet altijd door mij gesnapte dialect.

Snie sna snappie. Dat was dat liedje van het schoolfeest lang geleden. Van een krokodil. Straks ga ik nog krokodillentranen wenen. Of maak ik er alligatortranen van en kreun ik “see you later alligator.” CU – leuke afkorting en die beesten wonen in Miami. Daar is het lekker warm! Vlakbij Kennedy Space Center. Kan ik daar die raket naar Venus nemen – ik wil warmte/ hitte en het liefst liefde. Vlammend. Vurig. Flaming amazing. Ja, ik spreek Engels. Op zijn bengels; daar zit “engel” in – dat ben ik in wezen; mijn waarde op deze aarde.

Ik heb het nog steeds koud. Herhaling. Bisnummer applaus niet nodig. Neen, niet nodig.

Heb ik meer beweging nodig? Als ik hard op mijn pen druk, kijkt mijn omgeving bedrukt en onder druk. De plant beweegt. Weeg ik door? En ik heb dus geen plannen daarvoor. Wel een plant; is dat een plan met een dt-fout of gewoon een werkwoord dat tot actie aanspoort. Is dat dan een sporenplant? Zit ik daarmee op het juiste spoor? Was ik niet de weg kwijt? Het noorden kwijt?! Hoera, ben ik dan toch in het zuiden?

Mmmmm, nog steeds koud. De opwarming van de aarde is nog steeds niet van kracht. Wat een onmacht. Waar blijft die pracht van warmte? Ik wil ze omarmen. Maar ik ben arm. Geen centjes of opportuniteit voor een dikke trui. Zouden ze op deze school ook dikke truiendag hebben? De kleren maken de vrouw. Mijn flinterdunne kleed bezorgt mij leed.

En ik ben moe. Ja ja, oogjes toe – dat komt uit de fabeltjeskrant en dat is toch een fabeltje.

En ik heb maagpijn. Waarschijnlijk zit er een knoop in mijn maag. Kan iemand die aan naaien? Dan doe ik mijn jasje toe…

En nu mijn pen!