Je kunt een wit voetje halen.
Licht uit (zwart), spot aan (wit). Een lied van Belinda Carlysle weerklinkt lieflijk: HEAVEN IS A PLACE ON EARTH. Er word je, door deftig personeel in uniform, een cocktail aangeboden “met complimenten van de Zuid-Afrikaanse ambassade.” Terwijl hij achterover zit op een comfortabele zetel, komen paradijselijke beelden naar voren. Je voelt je als Adam (of Eva) die op bezoek mag gaan in de tuin van Eden. Een oase vol groen, bomen vol sappige vruchten, uitgestrekte bergen met hoge toppen en weidse begroeide valleien komen zo tot hun recht op het beeldschermperspectief, dat je het gevoel hebt terug te gaan naar de wortels van het oerbestaan. Daarna mag je op safari in de pure natuur. Je krijgt geen zielig opgesloten beesten te zien achter gevangenistralies van de dierentuin, maar machtige goddelijke creaties die per soort heersende levende wezens zijn in hun originele habitat. Dit lieflijk oord is een enorm uitgestrekte oase van rust, die ondanks het scherpe contrast perfect kan samengaan met de wereld van de modernste technologie. De ontdekkingsreis via beelden wordt razendsnel naar de stad gestuurd. Flitsen van hoogtechnologische snufjes vliegen voorbij: geavanceerde tunnels met voorbijrazende metrostellen, een magisch spektakel van heldere verlichting in het donker, deftige kantoren; uitgerust met de nieuwste computers en –accessoires, modewinkels met stijl, grote warenhuizen met rijk gevulde schappen, zowel opera als een festival met experimentele jongerenmuziek, verzorgde woonwijken voor zwarten, huizen met centrale verwarming en airconditioning. De rode draad die er zeer duidelijk door heen is gesponnen via multiculturele “acteurs” is dat alle kleuren alle kansen lijken te krijgen en vredig naast elkaar leven.
Je kunt het zwarte schaap van de familie zijn.
Licht uit, spots onbekend. Pikdonker op een angstaanjagende manier. AC DC speelt loeihard HIGHWAY TO HELL. Je vindt op de tast een plekje om te zitten terwijl je in allerlei vuiligheid lijkt te pakken. Flarden van krakende beelden van slechte films komen naar voren. Ze moesten illegaal worden opgenomen tijdens het apartheidsregime, omdat dat beter leek voor de buitenwereld en voor de gemoedsrust van degenen die het beter hebben. Er is namelijk een reëel risico om gechoqueerd te worden door mensonterende toestanden. Voor krotten die zijn samengesteld uit wat kapotte golfplaten zouden sommige beesten bij wijze van spreken voor bedanken, maar voor vele mensen met een donkere huidskleur is dat hetgeen wat ze moeten beschouwen als hun huis (maar niet hun “thuis”). De rivier is een synoniem voor waterleiding. De open riolen die overal zijn gegraven en die verder best niet in kleuren en vooral niet in geuren beschreven kunnen worden doen dienst als toilet. Kinderen worden van hun moeder gescheiden die bij blanken moet inslapen als dienstmeisje. Men leeft in zeer sterk afgebakende gebieden die men zonder speciale toelatingen niet kan verlaten onder nog striktere voorwaarden. De benenwagen is het meest verspreide transport.
Of je kunt zwart op wit stellen in de neutrale zone te willen blijven.
Fakkels uit. Innerlijke vuren mogen blijven branden. Vrolijke speelse deuntjes weerklinken. De camera zoomt in op een schoon, maar simpel strooien hutje. Daarvoor tracht een bosneger op een houten vuurtje wat eten te koken. Vlak bij hem in de buurt amuseert een uitgelaten schare kinderen zich met zelfgemaakt speelgoed. Ze dragen amper kleding. Hun werktuigen zijn eenvoudig maar efficiënt. Ze gebruiken wat ze nodig hebben, maar verder schijnt hun ganse bestaan in harmonie te zijn met de omringende natuur. Stress is onbekend. En toen… was er opeens… een flesje cola dat zomaar uit de lucht, vanuit een vliegtuig, voor de voeten van het stamhoofd werd gegooid. Tja, dacht hij, de goden moeten zeker gek geworden zijn?! Hij had nog nooit zo’n raar voorwerp in zo’n vreemd materiaal had gezien. Hij besluit dat hij het van de aarde moet gooien en begint op zijn eentje aan een hachelijke ontdekkingsreis. Tijdens deze tocht wordt hij geconfronteerd met de moderne wereld, maar die komt hem alleen maar als nodeloos gecompliceerd en angstaanjagend over. Hij kan het nut van zogenaamd comfort niet inzien. Na vele omzwervingen en moeilijkheden gooit hij het zogenaamde goddelijke voorwerp ergens van een ravijn. Hij keert dolgelukkig terug naar zijn natuurlijke leven in de Kalahariwoestijn.
Op het eerste zicht lijkt “The Gods must be Crazy” van Jamie Uys een lieflijke onschuldige film. Maar aan de andere kant zit er toch ook weer de verborgen boodschap in dat de mensen uit de Afrikaanse cultuur maar dom en achterlijk zijn….
De kleurrijke weg naar de bevrijding…
Maar Zwart, Blank en Alle Kleuren van de Regenboog kunnen volgens een ideaal scenario plots alle drie aangetrokken worden door een fel licht. Het witte schijnsel lijkt hen te willen meezuigen. Ze zouden er elk apart niet aan kunnen weerstaan. Ze zouden niets anders kunnen dan volgen naar het scherpste punt. Wat eerst duidelijk en bereikbaar leek, mondt al gauw uit in een lange tunnel van licht. Ze willen allen naar de bron die een aangename warmte verspreid die ze al een beetje kunnen aanvoelen en waarvan het heel duidelijk is dat ze die willen koesteren. Het is alsof er enorm vredig gevoel door hun aderen stroomt; waaraan ze instant verslaafd zijn geraakt. Hun lichaam lijkt mee te dreunen op de tonen van opzwepende muziek. “Gimme hope Johanna. Gimme hope Johanna” van Eddy Grant lijkt een semi-drug te worden. De vibraties ervan stijgen naar hun hoofd en geven hen een blij gevoel. De eindtekst wordt telkens herhaald en schijnt het effect te hebben van een hersenspoeling: “Can’t you see the tide is turning. Oh don’t make me wait until the morning come.” Met die vredesgolf bereiken ze een schijnbaar eindpunt van hun tunnel; een zaal met een groot wit doek. Het licht, waarvan ze emotioneel iets van schenen kunnen op te steken, dooft ineens uit. Ondanks het feit dat de koestering is weg gevallen geeft dit geen onaangenaam gevoel. “A sweet lullaby”; “Baby don’t cry” verzacht de overgang. Het lijkt de logische overstap naar een nieuw avontuur; iets contructief en iets hoopvol. Op het scherm voor hen wordt een film getoond. Grote letters schreeuwen “CRY FREEDOM.” Ze blijken per beeldtrein van Richard Attenborough in sneltreintempo op reis te gaan naar Zuid-Afrika. Voor hen speelt zich een rechtvaardigheidsstrijd af. Een blanke journalist moet met lede ogen aanzien hoe Steve Biko, die ten tijde van het anti-apartheidsregime even veel aanzien genoot als de latere president Nelson Mandela, wordt mishandeld. Hij wil dit verhaal naar buiten brengen maar de politieke overheid verhindert dit op brute wijze door hem huisarrest op te leggen, ondanks zijn huidskleur en status. Het kost hem dan ook heel wat moeite om uit het land te vluchten en politiek asiel aan te vragen zodat de wereld kon verteld worden welk onrecht er allemaal in de wereld is. De lichten gaan terug aan: sfeervol en gedempt; precies passend bij het gevoel dat ze hebben gekregen omdat rechtvaardigheid is geschied. Mensen van alle kleuren kijken elkaar aan en voelen dat ze dezelfde strijd willen leveren. Door hun huidskleuren lijken ze de perfecte ambassadeurs van een land van verdraagzaamheid. “White is wonderful, black is beautiful”; op de tonen van de “ebbenhout blues.”
De ontkleuring.
Allereerst kreeg je een visueel snoepreisje naar een hemels paradijs aangeboden. Als het zuidelijkste land van het Afrikaanse continent een wit voetje wou halen dan is dat duidelijk gelukt. Daarna was er sprake van een film waar mensen met een donkere huidskleur het zwarte schaap van de familie waren. Eigenlijk is dat zelfs nog mooi uitgedrukt; veel meer dan het slijk der aarde leken ze echt niet te zijn. Vervolgens werd je mee op ontdekkingsreis genomen naar de twilightzone. Ergens waren er vrij onschuldige plaatjes te zien; een negertje (tja, het voelt evident die term te gebruiken; het heeft iets vertederends maar anderzijds gaat er ook een diepgewortelde naïviteit van uit) dat kennis maakt met de grote boze wereld; die echter wel zeer gesofisticeerd is. Als je er echter over nadenkt en je realiseert dat de prent door een blanke Zuid-Afrikaanse filmmaker is gemaakt, dan kun je niet anders dan tot de conclusie komen dat er wel heel erg denigrerende en stereotype beelden worden gebruikt. De Afrikaanse bevolking wordt verondersteld dom te zijn en zonder enig modern comfort in een strooien hutje in het midden van de woestijn te wonen. Tot slot was er een beeldendroom over een Utopia waarin kleuren onbelangrijk zijn en er zelfs wordt gevochten voor regenboogidealen.
We are the champions of fluitconcert?
Het ziet ernaar uit dat filmbeelden niet zo simpel zijn. Ze worden beïnvloed door de maker, die, al dan niet bewust, onder invloed staat van de hem omringende maatschappij, de tijdsgeest en de ideeën die daar leven. Amerika is daar zo’n beetje het klassieke voorbeeld van. De helden in de gewone speelfilms zijn bereid bijna letterlijk door het vuur te gaan voor de verenigde sterren en strepen. Ze voelen zich niet alleen groot, maar ook de beste!
In Europa daarentegen bestaat zoiets helemaal niet. Dit continent is er trots op dat het verenigd is en op economisch en politiek vlak kan men effectief een succesverhaal schrijven. Op cultureel gebied zijn zij echter gebuisd met grootste onderscheiding. Als men aan de mensen in de straat doorheen de verschillende staten vraagt of zij zich Europeaan voelen zullen ze je aankijken alsof je van een andere planeet komt. Ze identificeren zichzelf op een meer lokale manier; Belg, Vlaming, Oostendenaar of desnoods supporter van X of Y; maar “Europeaan”; neen dat staat niet in het persoonlijke woordenboek, tenzij heel misschien als ze op een soort wereldreis gaan en zich op een heel ander continent bevinden. Niettemin heeft de Europese Commissie heel wat culturele initiatieven en zelfs verschillende steunfondsen voor de film. De filmproducten die daar mee gebakken worden zijn echter een soort van Europuddings; simpelweg een samenwerking van mensen uit verschillende landen. Zelfs als men al over de culturele en identiteitsverschillen durft, kan en wil stappen; zit men nog altijd met de verschillende talen. Er zijn te veel individuele kenmerken om een samenhorigheidsgevoel in de hand te werken. Het zou een boeiend fenomeen zijn om eens te kijken wat voor effect een actiefilm met een held die strijdt voor de “United States of Europe” zou hebben. Er zouden dan wel heel veel mensen moeten achter staan vooraleer dat zou lukken. Waarschijnlijk zou men op het domein van de pure vrijetijdsagogiek meer succes hebben; voor sportwedstrijden die vaak op wereldniveau worden gehouden durft men al eens een bredere identiteit aan te nemen. Bij voetbalwedstrijden lijken er ineens ontzettend veel Belgen te zijn en zijn de jarenlange twisten tussen Vlamingen en Walen als sneeuw voor de zon verdwenen. Die enorme begeestering die sportfans hebben werkt enorm inspirerend voor de sociale herkenbaarheid.
The believers!
We zouden kunnen dromen dat er wat meer films komen die het antiracisme een riem onder het hart steken. We zouden individuele persoonlijkheden in het voetlicht moeten zetten; en daar zelfs een fel licht van maken dat iedereen verblindt voor huidskleur en andere feitelijke onbenulligheden. We kunnen mensen met verschillende huidskleuren de hoofdrol geven! Ze vormen zo een Strategische Culturele Alliantie en zorgen er samen via een cultureel product voor dat we de wereld ideeën geven om een heel klein beetje te veranderen. In een ideaal scenario met veel succes en impact helpen ze mee om een mythe te creëren. Dit kan bijdragen tot het ontstaan van een “civiele religie”. En –halleluja- denk nu maar niet dat er een nieuwe godsdienst gaat ontstaan waarbij desolaat op de knieën moet gevallen worden voor heilige boontjes. Het gaat meer om het subtiel ontstaan van een publiek geloof; ideeën die door een ganse maatschappij als vanzelfsprekend worden beschouwd. Film kan zoals een herkenningsmiddel worden gebruikt om de identiteit van die maatschappij te bevestigen. Er is hier geen sprake van manipulatie (waarbij de klassieke voorbeelden de nazipropaganda van Hitler-Duitsland en toch de Viëtnamfilms van de Verenigde Staten zijn), maar van film als spreekbuis of spiegel. Personen zien door film hun eigen ik bevestigd en dit is ook een bouwsteen om een wij-gevoel te creëren. Om in de lijn van de persoonswoorden te blijven kan er ook sprake zijn van “zij”, waardoor men zich dan van anderen onderscheidt en een visie op andere culturen krijgt. Als men films echt gaat analyseren, dan ga je toch ontdekken dat ze de ideeën van de samenleving weergeven in een specifieke tijdsgeest – subtiel maar wel degelijk waar te nemen. Buiten de achtergrond zijn ook de makers of financiers van de film belangrijk. Eigenlijk bestaat er niet één geschiedenis, maar zou je kunnen stellen dat er meerdere zijn.
Een Lat-relatie (Living Apart Together) in een werelddorp.
Culturen zijn eigenlijk dynamisch. Ze kunnen op allerhande manieren veranderen. Ze kunnen het gevoel krijgen dat ze in een diepzwart gat moeten worden geduwd en zich schaamteloos moeten verbergen. Maar ze kunnen ook, zoals bij positieve opzwepende muziek, een enorme energie mee geven en een warm samenhorigheidsgevoel creëren. Er is dan een mentaal bestaan, dat gebaseerd is op een gemeenschappelijk uitgangspunt en daarna de hersenkronkels laat opzwellen. Die herkenning kan tot een culturele cohesie leiden.
Filmbeelden helpen via de projecties van de geest, niet alleen de mythes in stand houden, maar als men kritisch kijkt, zijn er sporen van de realiteit in terug te vinden. Als je van het idee uitgaat dat elke film op de een of andere manier educatief is, dan zou je het best een “wereldfilmstelsel” creëren, waarbij je beelden aan zo veel mogelijk mensen voorlegt. Communicatiewetenschapper Benedict Anderson verkondigde al aan de wereld dat een natie op de eerste plaats een “imagined community” is en Mc Luhan, die het nog groter durfde te zien, zag zijn “global village” met dito identiteit, helemaal tot stand komen via de media. Deze transnationale filmcultuur kan verder een bron zijn voor interculturele communicatie. Sensitiviteit, bewustzijn en aanpassing zorgen hoe dan ook al voor een interculturele training.
Laat de kleurenbeelden dus tot onze ver-beeld-ing spreken.
Enkele inspiratiebronnen:
ANDERSON (B.). Imagined Communities. Reflections on the Origin and Spread of Nationalism. London, Verso, 1983.
BELLAH (R.N) and HAMMOND (P.E.). Varieties of Civil Religion. San Francisco, Harper and Rown 1980, 208 p.
DAVIES (Ph.) and NEVE (B.). Cinema, Politics and Society in America. Manchester, University Press, 1985, 266p.
FERRO (Marc) Cinéma et Histoire. Paris, Gallimard, 1993.
HOFSTEDE (Barend). In het Wereldfilmstelsel. Identiteit en Organisatie van de Nederlandse Film sedert 1945. Rotterdam, 2000, 252 p.
JARVIE (I.C.). Movies as Social Criticism. Aspects of their Social Psychology. London, Scarecrow Press, 1978, 207 p.
KIM (Y.Y.) and GUDYKUNST (W.B.) (eds). Theories in Intercultural Communication. Sage, 1988.
MC LUHAN (Marshall). Understanding the Media. The Extensions of Ma n. Cambridge, MIT, 1994 (heruitgave 1964).
QUART (L.) and AUSTER (A.). American Film and Society since 1945. London, MacMillan Publishers ltd, 1984, 156p.
SERVAES (J.) and LIE (R.). Media and Politics in Transition. Cultural Identity in the Age of Globalization. Leuven, Acco, 1997.
SORLIN (Pierre). European Cinemas, European Societies, 1939-1990. London, Routledge, 1991, 247 p.
SORLIN (Pierre). Sociologie du Cinéma. Ouverture pour l’Histoire de Demain. Paris, Aubier Montaigne, 1977, 319 p.
THOMAS (S.). Film/Culture. Explorations of Cinema in its Social Context. Metuchen and London, The Scarecrow Press, 1982.
WILSON (R.) and DISSANAYAKE (W.). Global/ Local – Cultural Production and the Transnational Imaginary. Durham, Duke University Press, 1996.